36. En ook de krijgsknechten, tot Hem komende, bespotten Hem, en brachten Hem edik;
37. En zeiden: Indien gij de Koning der Joden zijt, zo verlos Uzelven.
38. En er was ook een opschrift boven Hem geschreven, met Griekse, en Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE IS DE KONING DER JODEN.
39. En een der kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons.
40. Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt?