Lukas 19:34-37 Statenvertaling (SV1750)

34. En zij zeiden: De Heere heeft het van node.

35. En zij brachten hetzelve tot Jezus. En hun klederen op het veulen geworpen hebbende, zetten zij Jezus daarop.

36. En als Hij voort reisde, spreidden zij hun klederen onder Hem op den weg.

37. En als Hij nu genaakte aan den afgang des Olijfbergs, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stemme, vanwege al de krachtige daden, die zij gezien hadden;

Lukas 19