63. Schin. Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel.
64. Thau. HEERE! geef hun weder die vergelding, naar het werk hunner handen.
65. Thau. Geef hun een deksel des harten; Uw vloek zij over hen!
66. Thau. Vervolg ze met toorn, en verdelg ze van onder den hemel des HEEREN.