21. En zij gaven hun Sichem, een vrijstad des doodslagers, en haar voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden;
22. En Kibzaim en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden: vier steden.
23. En van den stam van Dan, Elteke en haar voorsteden, Gibbethon en haar voorsteden;
24. Ajalon en haar voorsteden, Gath-rimmon en haar voorsteden: vier steden.
25. En van den halven stam van Manasse, Thaanach en haar voorsteden, en Gath-rimmon en haar voorsteden: twee steden.
26. Al de steden voor de huisgezinnen van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met haar voorsteden.