14. En Jatthir en haar voorsteden, en Esthemoa en haar voorsteden;
15. En Holon en haar voorsteden, en Debir en haar voorsteden;
16. En Ain en haar voorsteden, en Jutta en haar voorsteden, en Beth-semes en haar voorsteden; negen steden van deze twee stammen.
17. En van den stam van Benjamin, Gibeon en haar voorsteden, Geba en haar voorsteden;
18. Anathoth en haar voorsteden, en Almon en haar voorsteden: vier steden.
19. Al de steden der kinderen van Aaron, de priesteren, waren dertien steden en haar voorsteden.