Jozua 19:36-48 Statenvertaling (SV1750)

36. En Adama, en Rama, en Hazor,

37. En Kedes, en Edrei, en En-hazor,

38. En Jiron, en Migdal-el, Horem en Beth-anath, en Beth-semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

40. Het zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen.

41. En de landpale van hun erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-semes,

42. En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla,

43. En Elon, en Timnatha, en Ekron,

44. En Elteke, en Gibbethon, en Baalath,

45. En Jehud, en Bene-berak, en Gath-rimmon,

46. En Me-jarkon, en Rakkon, met de landpale tegenover Jafo.

47. Doch de landpale der kinderen van Dan was hun te klein uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem Dan, naar den naam van hun vader Dan.

48. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen.

Jozua 19