Johannes 4:30-33 Statenvertaling (SV1750)

30. Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.

31. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.

32. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.

33. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?

Johannes 4