5. Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat.
6. En aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk houdende twee of drie metreten.
7. Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met water. En zij vulden ze tot boven toe.
8. En Hij zeide tot hen: Schept nu, en draagt het tot den hofmeester; en zij droegen het.