24. (Annas dan had Hem gebonden gezonden tot Kajafas, den hogepriester.)
25. En Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt gij ook niet uit Zijn discipelen? Hij loochende het, en zeide: Ik ben niet.
26. Een van de dienstknechten des hogepriesters, die maagschap was van dengene, dien Petrus het oor afgehouwen had, zeide: Heb ik u niet gezien in den hof met Hem?
27. Petrus dan loochende het wederom. En terstond kraaide de haan.