Johannes 13:22-28 Statenvertaling (SV1750)

22. De discipelen dan zagen op elkander, twijfelende, van wien Hij dat zeide.

23. En een van Zijn discipelen was aanzittende in den schoot van Jezus, welken Jezus liefhad.

24. Simon Petrus dan wenkte dezen, dat hij vragen zou, wie hij toch ware, van welken Hij dit zeide.

25. En deze, vallende op de borst van Jezus, zeide tot Hem: Heere, wie is het?

26. Jezus antwoordde: Deze is het, dien Ik de bete, als Ik ze ingedoopt heb, geven zal. En als Hij de bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons zoon, Iskariot.

27. En na de bete, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het haastelijk.

28. En dit verstond niemand dergenen, die aanzaten, waartoe Hij hem dat zeide.

Johannes 13