7. Die de zon gebiedt, en zij gaat niet op; en verzegelt de sterren;
8. Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee;
9. Die den Wagen maakt, den Orion, en het Zevengesternte, en de binnenkameren van het Zuiden;
10. Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; en wonderen, die men niet tellen kan.
11. Zie, Hij zal voor mij henengaan, en ik zal Hem niet zien; en Hij zal voorbijgaan, en ik zal Hem niet merken.