31. (41:22) Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij.
32. (41:23) Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.
33. (41:24) Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen.
34. (41:25) Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.