Job 41:26-34 Statenvertaling (SV1750)

26. (41:17) Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier.

27. (41:18) Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout.

28. (41:19) De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.

29. (41:20) De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, en hij belacht de drilling der lans.

30. (41:21) Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk.

31. (41:22) Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij.

32. (41:23) Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.

33. (41:24) Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen.

34. (41:25) Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.

Job 41