26. (41:17) Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier.
27. (41:18) Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout.
28. (41:19) De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.