4. (39:37) Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
5. (39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.
6. (40:1) En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
7. (40:2) Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.