Job 39:28-30 Statenvertaling (SV1750)

28. (39:31) Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats.

29. (39:32) Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af.

30. (39:33) Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij.

Job 39