Job 39:18-24 Statenvertaling (SV1750)

18. (39:21) Als het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn rijder.

19. (39:22) Zult gij het paard sterkte geven? Kunt gij zijn hals met donder bekleden?

20. (39:23) Zult gij het beroeren als een sprinkhaan? De pracht van zijn gesnuif is een verschrikking.

21. (39:24) Het graaft in den grond, en het is vrolijk in zijn kracht; en trekt uit, den geharnaste tegemoet.

22. (39:25) Het belacht de vreze, en wordt niet ontsteld, en keert niet wederom vanwege het zwaard.

23. (39:26) Tegen hem ratelt de pijlkoker, het vlammig ijzer des spies en der lans.

24. (39:27) Met schudding en beroering slokt het de aarde op, en gelooft niet, dat het is het geluid der bazuin.

Job 39