Job 36:14-31 Statenvertaling (SV1750)

14. Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens.

15. Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het voor hunlieder oor openbaren.

16. Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.

17. Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden u vast.

18. Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

19. Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

20. Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden.

21. Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren hebt, uit oorzake van de ellende.

22. Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

23. Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?

24. Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.

25. Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

26. Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.

27. Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

28. Welke de wolken uitgieten, en over den mens overvloediglijk afdruipen.

29. Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?

30. Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.

31. Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede.

Job 36