Job 31:18-22 Statenvertaling (SV1750)

18. (Want van mijn jonkheid af is hij bij mij opgetogen, als bij een vader, en van mijner moeders buik af heb ik haar geleid;)

19. Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had;

20. Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd;

21. Zo ik mijn hand tegen den wees bewogen heb, omdat ik in de poort mijn hulp zag;

22. Mijn schouder valle van het schouderbeen, en mijn arm breke van zijn pijp af!

Job 31