Job 3:1-7 Statenvertaling (SV1750)

1. Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.

2. Want Job antwoordde en zeide:

3. De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;

4. Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne;

5. Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags!

6. Diezelve nacht, donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge onder de dagen des jaars; dat hij in het getal der maanden niet kome!

7. Ziet, diezelve nacht zij eenzaam; dat geen vrolijk gezang daarin kome;

Job 3