Job 3:1-4 Statenvertaling (SV1750)

1. Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.

2. Want Job antwoordde en zeide:

3. De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;

4. Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne;

Job 3