24. Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;
25. Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;
26. Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen.
27. Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen.