14. De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen.
15. Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?
16. Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort;
17. Die zeiden tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan?