1. Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, en zeide:
2. Daarom doen mijn gedachten mij antwoorden, en over zulks is mijn verhaasten in mij.
3. Ik heb aangehoord een bestraffing, die mij schande aandoet; maar de geest zal uit mijn verstand voor mij antwoorden.