Job 19:1-8 Statenvertaling (SV1750)

1. Maar Job antwoordde en zeide:

2. Hoe lang zult gijlieden mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?

3. Gij hebt nu tienmaal mij schande aangedaan; gij schaamt u niet, gij verhardt u tegen mij.

4. Maar ook het zij waarlijk, dat ik gedwaald heb, mijn dwaling zal bij mij vernachten.

5. Indien gijlieden waarlijk u verheft tegen mij, en mijn smaad tegen mij drijft;

6. Weet nu, dat God mij heeft omgekeerd, en mij met Zijn net omsingeld.

7. Ziet, ik roep, geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.

8. Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.

Job 19