14. Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.
15. Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.
16. Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.
17. Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.