1. Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
2. Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
3. Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?
4. O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?