4. Want hun hart hebt Gij van kloek verstand verborgen; daarom zult Gij hen niet verhogen.
5. Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
6. Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.
7. Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw.
8. De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;
9. En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden, en die rein van handen is, zal in sterkte toenemen.