3. Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?
4. Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen.
5. Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;
6. En u bekend maakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom weet, dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid.