Jeremia 32:9-13 Statenvertaling (SV1750)

9. Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen.

10. En ik onderschreef den brief en verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal gewogen had.

11. En ik nam den koopbrief, die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen, en den open brief;

12. En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameel, mijns ooms zoon, en voor de ogen der getuigen die den koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten.

13. En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende:

Jeremia 32