Jeremia 25:16-24 Statenvertaling (SV1750)

16. Dat zij drinken, en beven, en dol worden, vanwege het zwaard, dat Ik onder hen zal zenden.

17. En ik nam den beker van des HEEREN hand, en ik gaf te drinken al den volken, tot welke de HEERE mij gezonden had;

18. Namelijk Jeruzalem en de steden van Juda, en haar koningen, en haar vorsten; om die te stellen tot een woestheid, tot een ontzetting, tot een aanfluiting en tot een vloek, gelijk het is te dezen dage;

19. Farao, den koning van Egypte, en zijn knechten, en zijn vorsten, en al zijn volk;

20. En den gansen gemengden hoop, en allen koningen des lands van Uz; en allen koningen van der Filistijnen land, en Askelon, en Gaza, en Ekron, en het overblijfsel van Asdod;

21. Edom, en Moab, en den kinderen Ammons;

22. En allen koningen van Tyrus, en allen koningen van Sidon; en den koningen der eilanden, die aan gene zijde der zee zijn.

23. Dedan, en Thema, en Buz, en allen, die aan de hoeken afgekort zijn;

24. En allen koningen van Arabie; en allen koningen des gemengden hoops, die in de woestijn wonen;

Jeremia 25