21. En Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach.
22. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
23. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.
24. Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer; want God nam hem weg.
25. En Methusalach leefde honderd zeven en tachtig jaren, en hij gewon Lamech.