Genesis 30:4-14 Statenvertaling (SV1750)

4. Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in.

5. En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon.

6. Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde zij zijn naam Dan.

7. En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon.

8. Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn naam Nafthali.

9. Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw.

10. En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.

11. Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad.

12. Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon.

13. Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser.

14. En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim.

Genesis 30