17. En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
18. En Peleg leefde dertig jaren, en hij gewon Rehu.
19. En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
20. En Rehu leefde twee en dertig jaren, en hij gewon Serug.
21. En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
22. En Serug leefde dertig jaren, en gewon Nahor.
23. En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
24. En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah.
25. En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
26. En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en Haran.