Ezra 10:30-44 Statenvertaling (SV1750)

30. En van de kinderen van Pahath-moab: Adna, en Chelal, Benaja, Maaseja, Mattanja, Bezaleel, en Binnui, en Manasse.

31. En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon.

32. Benjamin, Malluch, Semarja.

33. Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata, Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse, Simei.

34. Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram, en Uel,

35. Benaja, Bedeja, Cheluhu,

36. Vanja, Meremoth, Eljasib,

37. Mattanja, Mathnai, en Jaasai,

38. En Bani, en Binnui, Simei,

39. En Selemja, en Nathan, en Adaja,

40. Machnadbai, Sasai, Sarai,

41. Azareel, Selemja, Semarja,

42. Sallum, Amarja, Jozef.

43. Van de kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja, Zabad, Zebina, Jaddai, en Joel, Benaja.

44. Alle dezen hadden vreemde vrouwen genomen; en sommigen van hen hadden vrouwen, waarbij zij kinderen gekregen hadden.

Ezra 10