Ezra 10:25-42 Statenvertaling (SV1750)

25. En van Israel: van de kinderen van Paros: Ramja, en Jezia, en Malchia, en Mijamin, en Eleazar, en Malchia, en Benaja.

26. En van de kinderen van Elam: Mattanja, Zacharja, en Jehiel, en Abdi, en Jeremoth, en Elia.

27. En van de kinderen van Zatthu: Eljoenai, Eljasib, Mattanja, en Jeremoth, en Zabad, Aziza.

28. En van de kinderen van Bebai: Johanan, Hananja, Sabbai, en Athlai.

29. En van de kinderen van Bani: Mesullam, Malluch en Adaja, Jasub en Seal, Jeramoth.

30. En van de kinderen van Pahath-moab: Adna, en Chelal, Benaja, Maaseja, Mattanja, Bezaleel, en Binnui, en Manasse.

31. En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia, Malchia, Semaja, Simeon.

32. Benjamin, Malluch, Semarja.

33. Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata, Zabad, Elifelet, Jeremai, Manasse, Simei.

34. Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram, en Uel,

35. Benaja, Bedeja, Cheluhu,

36. Vanja, Meremoth, Eljasib,

37. Mattanja, Mathnai, en Jaasai,

38. En Bani, en Binnui, Simei,

39. En Selemja, en Nathan, en Adaja,

40. Machnadbai, Sasai, Sarai,

41. Azareel, Selemja, Semarja,

42. Sallum, Amarja, Jozef.

Ezra 10