Ezechiël 35:1-5 Statenvertaling (SV1750)

1. Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

2. Mensenkind! zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer tegen hetzelve,

3. En zeg tot hetzelve: Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o gebergte Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u stellen tot een verwoesting en een strik.

4. Ik zal uw steden stellen tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben.

5. Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien door het geweld des zwaards, ten tijde huns verderfs, ten tijde der uiterste ongerechtigheid;

Ezechiël 35