1. En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2. Mensenkind! zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer tegen dezelve;
3. En zeg tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij gezegd hebt: Heah! over Mijn heiligdom, als het ontheiligd werd, en over het land Israels, als het verwoest werd, en over het huis van Juda, als zij in gevangenis gingen;