9. Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.
10. Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde.
11. Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen, en een keten aan uw hals.
12. Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.