31. Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; want de gerst was in de aar, en het vlas was in den halm.
32. Maar de tarwe en de spelt werden niet geslagen; want zij waren bedekt.
33. Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde.