3. Gij zult geen vuur aansteken in enige uwer woningen op den sabbatdag.
4. Verder sprak Mozes tot de ganse vergadering der kinderen Israels, zeggende: Dit is het woord, dat de HEERE geboden heeft, zeggende:
5. Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper;
6. Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar;
7. En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, en sittimhout;
8. En olie tot den luchter, en specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen;
9. En sardonixstenen, en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap.
10. En allen, die wijs van hart zijn onder ulieden, zullen komen, en maken alles, wat de HEERE geboden heeft:
11. De tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen, zijn richelen, zijn pilaren, en zijn voeten;
12. De ark en haar handbomen, het verzoendeksel en den voorhang des deksels;
13. De tafel en haar handbomen, en al haar gereedschap, en de toonbroden;