17. En nu vergeeft mij toch mijn zonde alleen ditmaal, en bidt vuriglijk tot den HEERE, uw God, dat Hij slechts dezen dood van mij wegneme.
18. En hij ging uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
19. Toen keerde de HEERE een zeer sterken westenwind, die hief de sprinkhanen op, en wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte.
20. Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israels niet liet trekken.