1. Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou wonen.
2. En ik heb U een huis ter woonstede gebouwd, en een vaste plaats tot Uw eeuwige woning.
3. Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel stond.