10. En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
11. De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.
12. Joel was het hoofd; en Safam de tweede; maar Jaenai en Safat bleven in Basan.
13. Hun broeders nu, naar hun vaderlijke huizen, waren Michael, en Mesullam, en Seba, en Jorai, en Jachan, en Zia, en Heber: zeven.