1 Kronieken 12:1-15 Statenvertaling (SV1750)

1. Dezen nu zijn het, die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder de helden, die tot dien krijg hielpen.

2. Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.

3. Het hoofd was Ahiezer, en Joas, zonen van Semaa, den Gibeathiet; daarna Jeziel en Pelet, zonen van Azmaveth, en Beracha, en Jehu, de Anathothiet.

4. En Jismaja, de Gibeoniet, was een held onder de dertig, en over dertig gesteld; en Jirmeja, en Jahaziel, en Johanan, en Jozabad, de Gederathiet;

5. Eluzai, en Jerimoth, en Bealja, en Semarja, en Sefatja, de Harufiet;

6. Elkana, en Jissia, en Azareel, en Joezer, en Jasobam, de Korahieten;

7. En Joela en Zebadja, de zonen van Jeroham, van Gedor.

8. Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun aangezichten waren aangezichten der leeuwen; en zij waren als de reeen op de bergen in snelheid.

9. Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab de derde;

10. Mismanna de vierde; Jirmeja de vijfde;

11. Attai de zesde; Eliel de zevende;

12. Johanan de achtste; Elzabad de negende;

13. Jormeja de tiende; Machbannai de elfde.

14. Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden des heirs; een van de kleinsten was over honderd, en de grootste over duizend.

15. Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de eerste maand, toen dezelve vol was aan al haar oevers; en zij verdreven al de inwoners der laagten, tegen het oosten en tegen het westen.

1 Kronieken 12