6. Alzo deed Salomo, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David.
7. Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons.
8. En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden.