Zacharia 3:8-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Hoor toch, gij hogepriester Jozua, gij en uw gezellen die vóór u zitten – zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen – voorwaar, zie, Ik zal mijn knecht, de Spruit, doen komen;

9. voorwaar zie, van de steen die Ik vóór Jozua neerleg – op die ene steen zijn zeven ogen – zal Ik zelf het graveersel graveren, luidt het woord van de Here der heerscharen, en Ik zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen.

10. Te dien dage, luidt het woord van de Here der heerscharen, zult gij elkander nodigen onder de wijnstok en onder de vijgeboom.

Zacharia 3