Spreuken 23:32-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. ten slotte bijt hij als een slangen spuwt gif als een adder.

33. Dan zien uw ogen vreemde dingenen uw hart spreekt wartaal;

34. gij zijt als een, die in het hart der zee ligt,als een, die op het uiteinde van een ra ligt.

Spreuken 23