Spreuken 23:30-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. Bij hen die laat opzitten bij de wijn,die komen om de gemengde drank te proeven.

31. Zie niet naar de wijn, wanneer hij roodachtig fonkelt,wanneer hij in de beker parelt; vlot glijdt hij naar binnen,

32. ten slotte bijt hij als een slangen spuwt gif als een adder.

33. Dan zien uw ogen vreemde dingenen uw hart spreekt wartaal;

34. gij zijt als een, die in het hart der zee ligt,als een, die op het uiteinde van een ra ligt.

Spreuken 23