Spreuken 23:20-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Verkeer niet met wie zich te buiten gaanaan wijn en vlees;

21. want een drinker en een doorbrenger verarmen,en slaperigheid doet lompen dragen.

22. Luister naar uw vader, die u heeft verwekt;veracht uw moeder niet, wanneer zij oud geworden is.

23. Koop waarheid en verkoop ze niet,wijsheid en vermaning en verstand.

24. De vader van een rechtvaardige verblijdt zich zeer,wie een wijze verwekte, verheugt zich over hem.

25. Mogen uw vader en uw moeder zich verheugen,moge zij, die u baarde, zich verblijden.

26. Mijn zoon, geef mij uw hart,laten uw ogen behagen hebben in mijn wegen;

27. want de hoer is een diepe kuil,de ontuchtige een nauwe put;

28. ja, zij ligt op de loer als een roveren vermeerdert de trouwelozen onder de mensen.

29. Bij wie is ach? bij wie is wee? bij wie is twist? bij wie geklaag?bij wie zijn wonden zonder reden? bij wie troebele ogen?

30. Bij hen die laat opzitten bij de wijn,die komen om de gemengde drank te proeven.

31. Zie niet naar de wijn, wanneer hij roodachtig fonkelt,wanneer hij in de beker parelt; vlot glijdt hij naar binnen,

32. ten slotte bijt hij als een slangen spuwt gif als een adder.

33. Dan zien uw ogen vreemde dingenen uw hart spreekt wartaal;

34. gij zijt als een, die in het hart der zee ligt,als een, die op het uiteinde van een ra ligt.

Spreuken 23